IN GROTE LIJN
op weg
Als we van huis gaan om naar de kerk te gaan, begint eigenlijk al de voorbereiding. We verlaten namelijk onze eigen woning om op een bepaalde tijd naar een apart gezette plaats te gaan. Dat wil zeggen: we nemen een stukje tijd en ruimte die we toewijden aan God. Of is het andersom? Misschien is het nutteloos in de kerk zitten wel Gods manier om ons te bevrijden van het alsmaar moeten..
Om tot God te komen, moeten we letterlijk en geestelijk een weg afleggen. Bovendien trekken we vanuit ons eigen huis naar een plaats van samenkomst met allerlei andere mensen. Mensen die we vaak niet zelf hebben uitgekozen, zoals we onze vrienden wel uitkiezen. Op weg naar God gaan betekent ook het wat los in de hand houden van onze eigen beperkte voorkeuren. Voor de dienst luiden klokken. Dat beduidt dat wij misschien wel zelf kiezen om deze zondag naar de kerk te gaan, maar dat we er eigenlijk toe geroepen worden. Ook als we daar zelf (nog) niet van bewust zijn.
Begin
Vanuit het gewone menselijk bestaan lopen we de kerk in.
Vaak is er orgelmuziek. De paaskaars die elk jaar met Pasen nieuw ontstoken wordt brandt al als we binnenkomen, want het licht van Christus, Gods Woord, gaat aan ons vooraf. De kleur van de kanselkleden vertelt ons in welke tijd van het kerkelijk jaar wij zijn. Dat ritme van geboorte naar dood naar nieuw leven wil ook ons bestaan ordenen.We zingen een voorbereidend lied dat óf het thema van het bijbelwoord van die week bezingt, of een lied dat ons oproept tot het loven van God. Door samen te zingen beginnen we een gemeenschap te vormen in plaats van een losse verzameling individuen. En dat is belangrijk want God valt niet te ontmoeten als wij ons niet, net als God, verbinden met anderen. Het zingen van lofliederen relativeert ook ons eigen gevoel van dat moment. De aandacht gaat weg van onszelf en wordt gericht op God. Dat is nodig want om Gods Woord te ontvangen moet er eerst ruimte in ons innerlijk komen voor iets anders dan wijzelf.
De gemeente wordt welkom geheten en de noodzakelijke mededelingen worden gedaan. Dan volgt er stilte voor persoonlijk gebed.
consistoriegebed
Terwijl de gemeente zingt, of in stil gebed is, wordt in een bijzaal van de kerk het zogenaamde consistoriegebed gehouden, een gebed om aanwezigheid van God in de komende kerkdienst en om kracht voor allen die er een taak in hebben. De ouderling van dienst spreekt dit uit, in het bijzijn van de dominee en andere ambtsdragers. Hiermee vangt de rolverdeling binnen een kerkdienst aan. Het gaat allemaal om een gemeente die voor God nadert. Ook de positie van de predikant hoort bij die van de gemeente tegenover God. Hij of zij gaat niet 'voor God spelen', maar heeft wel een eigen liturgische rol in het geheel.
kleine intocht
Dit voorbereidende gedeelte wordt afgesloten met de zogeheten kleine intocht. De gemeente gaat staan en zingt een psalm uit de traditie van Israël, liederen waarvan Jezus de woorden waarschijnlijk uit zijn hoofd kende en die de eerste gemeente al zong Het is belangrijk dat wij ons ervan bewust worden dat God tot ons nadert in Christus. Soms zijn wij zo druk bezig om zelf te proberen God te bereiken dat we niet opmerken hoe Hij óns nadert. De ouderling geeft de dominee een hand als teken van het vertrouwen dat de gemeente, vertegenwoordigd in de kerkenraad, in hem/haar investeert.
Het wederzijds naderen tussen God en gemeente is begonnen.
bemoediging
Onze hulp is (in) de Naam van de Heer. De toon wordt direct gezet: we zijn hier niet omdat we elkaar zo aardig vinden, of vanwege onze traditie, maar in de Naam van God. Wat ons aan elkaar verbindt, wat ons tot kerk maakt, is niet wat we zelf bedenken of voelen, maar God zelf. Hij is het onzichtbare middelpunt waaromheen wij ons verzamelen. Welke God? Die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw blijft tot in eeuwigheid en niet laat varen het werk van zijn handen. Deze zin (afkomstig uit Ps. 124, 146, en 138), mag gehoord worden als een bemoediging of belofte: wij weten niet hoe we God moeten bereiken, maar Hijzelf zal ons te hulp schieten. De woorden helpen ons om onze plaats te vinden. God en zijn Woord liggen niet in het verlengde van onze eigen menselijkheid. Wat we ook doen, er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen God en ons: wij zijn niet van dezelfde orde. Om zijn levendmakende Woord te ontvangen zijn we afhankelijk van Gods hulp. Deze openingszinnen zijn niet kleinerend maar willen voorkomen dat we onze eigen god maken, een god die lijkt op een uitvergroot mens. Bovendien maken deze woorden ruimte: het is toch ook onze ervaring dat we niet weten hoe we bij God moeten komen? Gelukkig: Hij weet ervan en komt ons te hulp. Onder die belofte komen we bij elkaar.
De beurtzang, of respons van de gemeente is een oud christelijk gebruik dat uit de joodse traditie is overgenomen. Het over-en-weer van gemeente en voorganger maakt duidelijk dat er een taakverdeling is en dat de kerkdienst een gezamenlijk gebeuren is. Het is niet de voorganger die de dienst uitmaakt. De deelname van de gemeente door zang, gebed, vaste zinnen die gezegd of gezongen worden, de geloofsbelijdenis, de geldinzameling, door staan, zitten, knielen, naar voren te lopen, handen heffen, dansen, (naar gelang de gebruiken in kerk en cultuur) helpt ons om de nadering van God te ontvangen. Actief deelnemen aan de liturgie is als het openen van onze handen om een geschenk te kunnen aannemen. We komen niet veel verder als we alleen maar met de armen over elkaar in de kerkbank blijven zitten tot er iets uit de hemel neervalt..
voorbereidingsgebed
We komen naar de kerk als mensen vol met eigen lasten en zorgen, vol met onze twijfels en tekortkomingen. Maar ook vol met ons geluk, onze passies en hunkeringen. Daaraan moet recht worden gedaan. Onze menselijkheid mag en moet voluit erkend worden. De omgang met God vindt niet plaats in het luchtledige maar temidden van het licht en het donker van alledag. Dit wordt verwoord in een gebed aan het begin van de kerkdienst. We maken ons bekend zoals we op dit moment zijn. Niet om van alles te gaan vragen, maar om wat er in ons leeft onder ogen te zien en vooral aan Gods ogen te laten zien. Daarmee maken we ons wat los van de dingen die ons in beslag nemen, zonder ze te ontkennen, om ruimte te maken voor God.
kyrië en gloria
Het is belangrijk dat mensen niet opgesloten blijven in eigen falen, eigen leed. We zijn allemaal mensen met pijn en moeiten: dat verbindt ons ook met elkaar. Het besef daarvan doorbreekt de eenzaamheid die vaak moeilijker te hanteren is dan de eigenlijke pijn. Bovendien is er nog zoveel meer mis in de wereld waar we deel van uit maken. Daarom roepen we om ontferming. Dat is eigenlijk een roep dat God het niet zal opgeven met onze wereld, dat Hij ons niet alleen zal laten met de problemen die wij mensen met elkaar hebben gemaakt. We roepen opdat het leed waar niemand oog voor heeft toch wordt opgemerkt door God. Ons roepen is geen voorbede – dat komt nog - maar een erkenning van de hele ellendige menselijke werkelijkheid. Ons roepen is óók verzet tegen de machteloosheid en de verlamming die ons kan bevangen als we naar de wereld kijken. Want God is er nog, de hoop is nooit verloren. Daarom gaat het kyrië, de roep om ontferming, direct over in het gloria: de grote lofprijzing van God. Ook dat hebben we van Israël geleerd. Ons prijzen van God is geen vlucht, maar een verzet tegen de chaos en de hopeloosheid. We proclameren dat er een macht is die groter is dan alles wat er mis is. Juist in het gezicht van de ellende bezingen we Gods liefde en recht en schoonheid. Zo bevrijdt de liturgie ons uit het fatalisme en doemdenken. De spiraal van geweld zal eens ophouden, want God laat ons niet aan ons lot over. Door het zingen van het gloria waar nog steeds ook iets van het kyrië in klinkt, wordt de toekomst opengehouden. Wij doen het zingen – maar het zingen doet wat aan ons.